afb. Jac. Biemans, ca 1820
"Heute den 23. Oktober 1815 verliess ich frühmorgens meine Vaterstadt, und meine lieben Eltern, und Geschwister, deren Trennung mir unendliches Weh that; Um 5 Uhr marschierte ich mit meinem Transport von 31 Mann stark unter der Begleitung meines Vaters, Carls und Fritzens, welcher Erstere mich gar erfreute in dem ich glaubte ihn nicht mehr zu sehen. Sie nahmen Abschied von mir beym Unter Thor.". Zo begint het journal of dagboek van de jonge Zwitser August von Bonstetten op het moment dat hij zijn vaderstad Bern verliet als soldaat in het Koninklijke Nederlandse leger. Hij vervolgt: "Unterwegs dachte ich an die Vergangenheit und an die Zukunft, da ich aber die jetzt antretende Zeit ganz verschieden und unglücklicher als die vergangene finde, so musste ich mich bestmöglich suchen zu zersteuen und ritt hinten in den Transport hinein, den ich sonst eine Strecke vor mir her gehen liess. Diese Stimmung dauerte lange, mit Tränen in den Augen.".1 August von Bonstetten diende veertien jaar in het Nederlandse leger en was vrijwel zeker anoniem gebleven, wanneer hij niet als tekenaar actief zou zijn geweest. Omdat hij van 1815-1820 in 's-Hertogenbosch gelegerd was heeft hij ook hier enige tientallen tekeningen en schetsen gemaakt. Onlangs werd zijn Bossche werk herontdekt in particuliere en openbare collecties in het buitenland.2 In deze bijdrage wil ik de persoon August von Bonstetten en zijn Bossche tekeningen en aquarellen nader toelichten. August von BonstettenAbraham Sigmund August (roepnaam: August) von Bonstetten werd op 16 februari 1796 in de Zwitserse hoofdstad Bern geboren.3 Hij stamde uit een aanzienlijke familie die al eeuwenlang belangrijke bestuurlijke posities in Bern en omgeving bekleedde. Zijn vader, Johann Karl von Bonstetten (1761-1838) was lid van de Grote Raad van Bern en Ober- | 2 |
amtmann van Signau. In 1800 kocht hij het Landgoed Sinneringen ten oosten van Bern en vestigde hij zich met zijn tweede vrouw Justine Elisabeth von Steiger (1769-1851) en kinderen in het daar gelegen landhuis. August had een jongere broer Friedrich (Fritz, 1797-1869) en een zus Amalie (1804-1868). Daarnaast waren er een halfbroer Anton Karl (1788-1822) en halfzus Justine (1789-1855) uit het eerste huwelijk van zijn vader met Margarethe von Bonstetten (1763-1794). In de landelijke omgeving van het familiegoed Sinneringen kreeg August van zijn vader zijn eerste tekenlessen. Johann Karl was zelf een verdienstelijk pastelschilder, die in de vrije uren van zijn bestuurlijke loopbaan aandacht besteedde aan de kunstzinnige ontwikkeling van zijn zoon. In 1802 kreeg August van zijn vader een schetsboek waarin hij als zesjarige tekeningen maakte die zijn vroege talent al laten zien. De aandacht voor de omgeving, gebouwen, planten en enige humoristische tekeningen zijn zaken die hieruit reeds naar voren komen en die in zijn latere leven en karakter herkenbaar blijven. Op een ander vlak zal zijn vader eveneens een belangrijke invloed op de jonge August hebben gehad: zijn keuze om in het (Nederlandse) leger te gaan dienen. Ook vader Von Bonstetten zelf en zijn broer Sigmund David (1762-1810) waren immers reeds aan het einde van de achttiende eeuw actief als officier in het Nederlandse leger. Laatstgenoemde woonde na zijn huwelijk in 1789 met Maria Genoveva barones van Welderen op kasteel Nieuw-Herlaar in Sint-Michielsgestel. Hij overleed in 1810 aan 'rotkoorts' (tyfus) en werd begraven in de Bossche Sint-Janskerk.4 De familie van August von Bonstetten had dus al langere tijd een relatie met onze streek. Zwitsers in Nederlandse dienstHet is niet vreemd dat er aan het einde van de achttiende eeuw Zwitserse militairen in de garnizoensstad 's-Hertogenbosch verbleven. Al vanaf het einde van de zestiende eeuw hadden diverse Europese landen, waaronder de Republiek der Verenigde Nederlanden, Zwitsers als soldaten in dienst. Zwitsers hadden een goede reputatie als soldaat, de slechte economische omstandigheden in Zwitserland leverden voldoende vrijwillegers op en hun land hechtte aan zijn neutraliteit. De Zwitserse kantons meenden terecht dat die werd geëerbiedigd door het land dat Zwitsers in dienst had genomen. | 3 |
Na de val van Napoleon en het uitroepen van Prins Willem tot Soeverein Vorst der Nederlanden werden in het najaar van 1814 na overeenkomst met Zwitserse kantons opnieuw Zwitserse regimenten aan het Nederlandse leger toegevoegd. Het ging hierbij om vier infanterieregimenten, in totaal ruim 9.000 man. Maar de tijden waren inmiddels veranderd. In maart 1815 werd ook het latere België met ons land verenigd tot het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden. Met name in de zuidelijke Nederlanden bestond een toenemend bezwaar tegen de (kosten van de) vreemdelingen in Nederlandse dienst. Bovendien geloofde men na de Franse Tijd, waarin Zwitserland een Franse satellietstaat was, niet meer dat Zwitsers in vreemde dienst het land neutraal zouden houden. Tenslotte waren in heel Europa de vrijwillige beroepslegers vervangen door legers van militieplichtigen, waardoor de defensie veel meer een nationale zaak was geworden. De Zwitserse regimenten in vreemde dienst hadden dus hun langste tijd gehad. In de loop van 1829 werden ze ontbonden. De Zwitserse soldaten kregen de mogelijkheid in Nederlandse regimenten over te gaan, waarvoor een groot aantal opteerde.5 Von Bonstetten naar 's-HertogenboschHet was in dit tijdsgewricht dat August von Bonstetten deel uitmaakte van het Koninklijke Nederlandse leger. Het soldatenleven bood hem voldoende vrije tijd om zich te wijden aan zijn grote passie: de teken- en schilderkunst. Bovendien bood het aan de dienst verbonden pensioen hem een aanzienlijke aanvulling op zijn ongetwijfeld al niet geheel onbemiddelde staat, waardoor hij zich vrijwel volledig toe kon leggen op het schilderen.August was zeventien jaar oud toen hij in 1813 in militaire dienst ging. Na zijn vertrek schreef zijn moeder dat zij zijn kamer had opgeruimd en "zijn schildersschort liet uitkloppen". In de herfst van 1815 kreeg hij het bevel om zich "schleunigst auf Bern zu begeben" om van daar naar Holland te reizen. De Europese landen mobiliseerden hun troepen omdat Napoleon van het eiland Elba had weten te ontsnappen en opnieuw de macht had gegrepen in Parijs. "Da fing der Krieg von neuem an" noteerde August von Bonstetten in zijn dagboek. Ten behoeve van de Koninklijke Nederlandse Landmacht werden tussen september 1814 en maart 1815 overeenkomsten ('capitulaties') gesloten met Zwitserse kantons tot werving van manschappen. Als eerste gebeurde dat met het Kanton Bern, waar een Regiment Zwitsers onder leiding van Jean Louis Nicolas von Jenner (1756-1833) in Koninklijke Nederlandse Dienst werd samengesteld.6 Dit was het Regiment Zwitsers No. 29, dat in `s-Hertogenbosch kwam te liggen en waar August von Bonstetten deel van uitmaakte. In 's-Hertogenbosch drongen eind 1814 al berichten in de krant door over de komst van de Zwitsers: "Het eerste transport Zwitsersche militairen, een groote honderd man sterk, met vier officieren, zijn gepasseerde zaturdag alhier binnengekomen; zij zullen successievelijk zoo men verneemt door onderscheidene detachementen worden gevolgd en alhier tot een regiment worden geformeerd.", meldde het Dagblad der Provincie Braband op dinsdag 6 december 1814.7 Zoals uit het bovenvermelde citaat uit zijn dagboek blijkt, vertrok August von Bonstetten op 23 oktober 1815 naar 's-Hertogenbosch. In zijn dagboek is de route van zijn detachement goed te volgen. Via het Zwarte Woud marcheerde het onderdeel langs de Rijn naar het noorden, tot het tenslotte na ruim drie weken op 13 november 1815 's-Hertogenbosch bereikte. Bossche tekeningenHet soldatenleven kon Von Bonstetten niet bekoren. Alleen het tekenen en schilderen kon de verveling verdrijven. In zijn dagboek noteerde hij: "Jeden Morgen Inspektion und Theorie; ich kann die Langeweile nur in meiner Arbeit überwinden.". Naast zijn militaire verplichtingen besteedde hij dan ook vrijwel elk vrij moment aan het maken of uitwerken van schetsen van personen, interieurs en stadsgezichten. Op 10 januari 1816 vermeldt hij in zijn dagboek: "Sonntag, war Gottesdienst, doch erst um 1 ½ Uhr. Von ½ 10 bis gegen ½ 12 Uhr zeichnete ich den Umriss vom Marktplatz aus. Vor dem Mittagessen spazierte ich mit Inwald und Jenner auf dem Wall im Hafen, wo ich Hptm. Rappert mit seiner Frau und Tochter antraf. Nach dem Mittagessen spazierte ich mit Herrn von Grafenried wieder im Hafen herum für etwas zu zeichnen, doch wurde nichts gearbeitet und da ich ziemlich unruhig war, wurde auch nichts besser und ging daher sehr böse über mich ins Bett. Liess später einen Krug Bier kommen um 2 Pf., dessen Schaum viel Gelärms verursachte beim abputzen. Den ganzen Tag war ich ziemlich schwermütig.". | 4 |
Met zijn tekenwerk legde hij situaties en gebeurtenissen in 's-Hertogenbosch vast om zijn achtergebleven familie in Zwitserland de omgeving van zijn legeronderdeel te laten zien. 'Ich zeichne jeden Tag, in meinem Zimmer, in der Kaserne, wenn ich Wache schiebe, oder wenn ich mich zu Pferd aufs Land absetzen kann. Auf dem Platz von Herzogenbusch halten wir unsere Paraden ab. Ich übe mich im Porträtieren, indem ich Stürler, Roulet und Hauptmann Dittlinger zeichne. Wattenwyl hat mir sein Zimmer geliehen, damit ich das Bild mit dem grossen Platz, mit dem Brunnen, dem Markt und dem Haus der Offiziere machen kann.' Met enige regelmaat wist hij zijn diensttijd te onderbreken voor zijn jaarlijkse terugkeer naar zijn thuisland of naar Engeland, Parijs, Rome of Berlijn. Tijdens zijn verlof in 1822 volgde hij schilderlessen bij de Berner kunstenaar Jacques Henri Juillerat (1777-1860). Met tegenzin begaf hij zich daarna weer in de strenge ordening van het leger want dat gaf hem "wie bei jeder Rückkehr in die Niederlande, das unangenehme Gefühl, meine Freiheit zu verlieren.". De tekeningen en aquarellen die Von Bonstetten in 's-Hertogenbosch en directe omgeving maakte laten een over het algemeen topografisch zeer betrouwbaar beeld zien uit een tijd waarvan ons relatief weinig stadsgezichten zijn overgeleverd. De waarde daarvan is des te groter omdat hij ze in de meeste gevallen nauwkeurig voorzag van plaats en datum of jaar. Kunstenaar in koningsdienstIn 1820 werd Von Bonstetten overgeplaatst naar Breda en daarna naar Antwerpen. In 1822 verbleef hij een tijd in Grave waar "die Bäuerinnen schön sind und die Mädchen stämmig gebaut und gesund; die Gesellschaft ist eleganter als in Herzogenbusch.". In Antwerpen ontmoette hij zijn broer Fritz, die ook in dienst was, en vermaakte hij zich beter dan in 's-Hertogenbosch. In deze stad maakte hij ook enige grote schilderijen, die in mei 1827 werden geëxposeerd in Brussel. Het jaar daarna waren twee van zijn Zwitserse schilderijen te zien op een expositie in het Brusselse Paleis van Schone Kunsten. De Société des Beaux-Arts van Brussel maakte Von Bonstetten erelid en ook koning Willem I maakte kennis met August, aan wie de vorst tijdens een audiëntie vroeg of hij "der grosse Maler sei". Op 13 september 1827 had August, die inmiddels de rang van kapitein had, een verzoek tot definitief ontslag uit het leger verzonden. Maar dit werd niet direct ingewilligd: na een verblijf van bijna tien maanden in Italië restten hem "Noch sieben lange Monate des wartens". Maar met het nieuwe jaar 1829 brak ook het einde van de diensttijd voor de meeste Zwitserse militairen in Nederlandse dienst aan. Op 31 januari 1829 noteerde August in zijn dagboek: "Wir, Offiziere der ersten Beförderung, und ich, als Hauptmann, kriegen 600 Gulden. Dieselbe Pension zu erhalten nach 14 | 6 |
Dienstjahren in Friedenszeiten ist wirklich eine generöse Geste des Königs uns gegenüber. Was für ein glückliches Ereignis ist für mich unsere Entlassung! Der Vorsehung sei Dank! In der Kaserne sind unsere Männer bereit zur Abreise. Viele von ihnen lassen sich anwerben für alle Gattungen der holländischen Armee. Die Anwerber lassen sie ein glückliches Leben in den Gasthäusern führen, um sie zu gewinnen.". Na zijn pensionering uit Nederlandse dienst, hij was toen 33 jaar, keerde August terug naar het familielandgoed Sinneringen. Hier wijdde hij zich nu nog meer dan voorheen aan de schilderkunst en beheerde daarnaast het landgoed. Na de dood van zijn vader in 1838 stond hij ook zijn moeder en zus bij. August zelf bleef ongehuwd. Tot kort voor zijn dood was hij actief als schilder en bleef hij ook zijn dagboeken trouw bijhouden. Op 15 mei 1879 overleed de schilder, die men tot de Berner Kleinmeister rekent, op zijn geliefde landgoed. Gelukkig bleven zijn dagboeken en veel van zijn werk bewaard, waardoor wij ons een nauwkeurig beeld kunnen vormen van de kijk van een Zwitserse soldaat in Nederlandse dienst op onder meer 's-Hertogenbosch. | 7 |
Noten | |
1. | De dagboeken die August von Bonstetten in de periode 1815-1878 bijhield berusten in de Burgerbibliothek te Bern (Zw.). Voor de inzage hierin en verdere inlichtingen en hulp dank ik de medewerkers van de bibliotheek, in het bijzonder de dames D. Wittwer-Hesse en A. Hüssy. Voor de transcriptie van fragmenten uit de dagboeken is gebruik gemaakt van een typoscript dat mij vriendelijkerwijs ter hand werd gesteld door de heer U. von Bonstetten te Bern en van het boek van Nicole Clerc, August von Bonstetten 1796-1879. Aus dem Alltag eines Schweizer Malers (Bern 2001). Een onderzoek naar de uitgave van de dagboeken uit de Nederlandse periode van August von Bonstetten wordt door de auteur dezes voorbereid. |
2. | De tekeningen van Von Bonstetten werden door de auteur ontdekt in het kader van de beeldredactie van het boek van J. van Oudheusden, De Loet's-Hertogenbosch. 650 jaar stedelijke geschiedenis (Zwolle/'s-Hertogenbosch 2008). Bij de speurtocht naar de diverse tekeningen en dagboeken waren de heer L. de Gruijter te Poppel (B.), de heer F. van de Ven te Berlicum, directie en medewerkers van Museum Slager te 's-Hertogenbosch, de heer J.U. de Bonstetten te Buenos Aires, mevrouw N. Clerc te Parijs/Le Levron/Nice en de heer U. von Bonstetten te Bern, alsmede de medewerkers van de Burgerbibliothek en het Kunstmuseum te Bern van onschatbare betekenis. Het onderzoek werd dankzij het enthousiasme van de heer en mevrouw Van der Ven-Blonk mogelijk gemaakt door de Stichting Huizinghe De Loet te 's-Hertogenbosch. |
3. | Deze en de hiernavolgende gegevens zijn, tenzij anders vermeld, in hoofdzaak ontleend aan het boek van N. Clerc (zie noot 1) en de website. |
4. | Stadsarchief 's-Hertogenbosch, Collectie DTB, nr. 200, p. 130. |
5. | Zie onder meer: H. Ringoir, 'De Zwitserse Regimenten in Koninklijke Nederlandse dienst (1814-1829)', in: Armentaria. Tijdschrift van de Stichting Vrienden van het Legermuseum XI (1976), 67-69 en H. Amersfoort, Koning en Kanton. De Nederlandse staat en het einde van de Zwitserse krijgsdienst hier te lande 1814-1829 ('s-Gravenhage 1988), passim en C.J. Gudde, Vier eeuwen geschiedenis van het garnizoen 's-Hertogenbosch ('s-Hertogenbosch z.j. (1958)) pp. 216-217, 328. |
6. | Von Jenner heette officieel Von Jenner von Schwarzenburg en volgde Ludwig von Kirchberger (1775-1815) als commandant van het Regiment Zwitsers No. 29 op. Kirchberger had zich op 12 maart 1815 in zijn huurkamer te 's-Hertogenbosch uit 'zware melancholie' het leven benomen. Zie Amersfoort, p. 133. |
7. | Stadsarchief 's-Hertogenbosch, Collectie Kranten. |
Maarten van Boven, Bossche Heeren : Een biografie van het Bossche sociëteitsleven 1789-2019 (2019) 47, 56, 175, 202